Nieuw Roden (voorheen Roderveld)

Tot ver in de 20e eeuw was er nog veel armoede rond Roden. Op het Roderveld en omgeving woonden de gezinnen meestal in plaggenhutten, ook kwam het voor dat men in een sloot onderdak vond, afgedekt met takkenbossen en dergelijke. De armoede was goed zichtbaar aan de mensen en hun woningen. Het heideveld liep vroeger van Roden tot aan Veenhuizen toe en dat werd geleidelijk aan ontgonnen. De wijken werden gegraven voor de afvoer van de turf uit het veen en gingen naar het Hoofddiep. En zo langzamerhand ontstond het dorp Nieuw-Roden. In 1932 verdween de laatste plaggenhut, en was het Roderveld Nieuw-Roden geworden. De wijken Poolswijk, Bisschopswijk, Kortewijk en Langewijk, herinneren nog aan de veenperiode.

Mensen die het wat beter afging in deze streek hadden meestal ook een betere woning die van steen was opgetrokken en gedekt was met dakpannen of riet. De woningen waren over het algemeen te klein voor de grote huishoudens. Gezinnen met tien kinderen was heel normaal, zelfs met achttien kinderen kwam voor. En men woonde wel in zo’n kleine woning, maar het was goed wonen. (Bron: Een kijk op Roden).

Er was hier vroeger veel verkeer te water. Door de Jonkersvaart voeren geregeld beurtschippers op Groningen. Dat waren Praamstra van Marum, Haarsma van De Wilp, Jagersma van Ureterp en Van der Wal van Haulerwijk. Laatstgenoemde voer met een snik. Verder gingen van Zevenhuizen tweemaal per week de stoomboten van Reijntjes en Van der Ploeg. Van der Ploeg gaf het gauw op en toen kwam Snip, naar ik meen met zijn boot ‘’De Pelikaan”. Op een zekeren dag zat er al mooi dik ijs in het Hoofddiep en de ‘Peli’ werd op stoom gezet en brak het ijs. Maar de volgende morgen was de bel van de boot verdwenen en bij Snip (die woonde in een oude boerderij, waar later dokter Bakker woonde) waren ’s nachts alle ruiten ingegooid. De daders werden niet gevonden… (bron: Jacob Hut) (De hierin genoemde Snip = Jan Snip gehuwd met Trientje Blaauwiekel)

Uit familiebronnen heb ik vernomen dat zoon Popke Snip (gehuwd met Jeltje Veen) eerst nog in een keet woonde en zelf de heide voor een stukje bouwgrond heeft ontgonnen. Later betrok hij een klein huisje van steen.

Yolanda Snip-Steneker

Veenbrand Zevenhuizen

De grootste ramp die Zevenhuizen ooit trof, vond plaats op dinsdag 11 juni 1833. Het gebeuren van toen moet een onvergetelijk indruk op alle familieleden in de wijde omgeving hebben gemaakt en is dan ook generaties lang van vader op zoon overgeleverd.

Deze dag begon als alle andere dagen. De zon verwarmde de grond en er moest nodig een regenbui komen. In de loop van de morgen ging de lucht broeien en waren er in het zuiden en westen van ons land enige onweersbuien. Tegen 1 uur onweerde het ook hier en daar in het Noorden. De wind, dagenlang noordoost, ruimde eensklaps naar het zuidwesten en bereikte kwart voor twee de stormkracht.

Op dat moment laaiden op vele plaatsen de vlammen hoog op uit de venen. De hemel werd verduisterd door een dichte rook en het regende as in Groningen en Drenthe. Het hele veengebied in de omgeving van De Wilp moet op die 11e juni al lang hebben gesmeuld. Op tientallen plaatsen ontstond omstreeks half 2 brand. Er waren mensen die zich eensklaps van alle kanten door het vuur zagen ingesloten. Zij zochten een toevlucht tot het water in de wijken.

Even later raasde een geweldige vuurzee over een oppervlakte van 2000 ha. dun bevolkt gebied. Daardoor bleef de ramp beperkt tot het verbranden van 66 woningen, 5 schepen en 1 molen. Het opgaan in de vlammen van 1.165.397 ton oude en nieuwe turf, die op het veld stond, geeft echter een beter beeld van de ramp. Wonder boven wonder waren er slechts 4 doden te betreuren. Daarbij moet bedacht worden dat het water in de wijken vele tientallen mensen heeft gered. Zij bleven in het water liggen tot de vuurzee voorbij was…

Talloze personen hebben hun uiterste best gedaan de slachtoffers te redden en mee te helpen blussen. Vooral de vrouwelijke jeugd van Leek moet zich bijzonder onderscheiden hebben. Deels werden de meisjes en jonge vrouwen hiertoe gebracht door het wegblijven van de mannen, anderzijds door het feit dat Leek zelf ernstig werd bedreigd en de ouderen bezig waren hun bezittingen te pakken en te vluchten.

Het vuur werd een halt toegeroepen aan het Hoofddiep, tussen Jonkersvaart en Boerenstreek. Ten noorden van de Jonkersvaart loeide het voort in de richting Leek en Tolbert. De dijken van het Molenkanaal ten noorden van Diepswal werden reeds vroeg in de middag doorgestoken, zodat het land tussen Diepswal en Tolbert onder water ging. Daardoor is voorkomen dat het vuur beide dorpen aantastte.

Woonden Jannes Jan Snip en Lutgertje Hummel met hun kleine kinderen in juni 1833 in Zevenhuizen? Zo ja, ging hun huis in vlammen op en was iedereen ongedeerd?

We vermoeden dat de meeste Hummel-woningen bij deze ramp gespaard zijn gebleven. Doch de gevolgen van de ramp hebben zwaar op de gemeenschap gedrukt. Vijfhonderd mensen waren dakloos en 2000 brodeloos. Gelukkig kwam het hulpverleningsapparaat spoedig op gang. Schuiten vol kleren en voedsel gingen naar Leek. Met paard en wagens werd van Assen naar Leek gereden. Het Nederlandse volk zamelde het voor die tijd enorme bedrag van 200.000,– gulden in. De heer Cornelis Reijntjes stond 47 bunder grond af aan de gemeente voor het kleine bedrag van F 1.050,–. Daarop konden de arbeiders beginnen met het planten van een bos. Dit Commissiebos, (op de kaart van 1850 aangegeven), is echter geen lang leven beschoren geweest.

Bron: W.T. Vleer; Het Drentse geslacht Hummel / Hummelen

Van Snip naar Smitter

Van Snip naar Smitter

Op 5 mei 1747 werd te Midwolde gedoopt Jan Wobbes, zoon van Wobbe Popkes en Aaltje Cornelis.

Er was tot dan van zijn ouders nagenoeg niets terug te vinden in de Groninger Archieven en dit was het ook het geval met Jan, totdat op enig moment zijn doopdatum werd aangetroffen in het doopboek van de gemeente Leek en Midwolde.

Verder werd er geen informatie over Jan gevonden, maar dan wordt na lang zoeken en combineren te Niekerk een huwelijk aangetroffen van ene Jan Wobbes uit Leek. Let wel, hij is geboren te Midwolde, dus de gemeente Leek. Jan huwt op 12-05-1776 met ene Geeske Jacobs van Pieterburen.

Geeske is gedoopt 7 november 1751 te Pieterburen en dochter van Jacob Hindricks en Hiltje Lamberts, ook wel aangetroffen als Hiltje Alberts. Dit laatste zal juist zijn gelet op verdere vernoemingen.

Uit het huwelijk van Jan en Geeske zijn totaal 8 kinderen geboren, het merendeel is te Niekerk geboren, doch o.a. ook in Zuidhorn:

Kinderen:

Wobbe * 1776 Jacob * 1778 Hiltje * 1781 Albert * 1783
Jacob * 1785 Albert * 1787 Jacob * 1792 Egbert * 1797

Qua leeftijd van Jan en Geeske zou dit dus inderdaad onze Jan kunnen zijn, doch het directe bewijs daartoe is niet aangetroffen. Maar dan wordt het overlijden gevonden van Jan Wobbes. Zijn overlijdensdatum is 10-01-1811 te DOEZUM!!

In de overlijdensakte is te lezen van Jan overleden is in zeer armoedige omstandigheden als “Diaconie Persoon” Dit houd in dat Jan, buiten zijn schuld, zijn familie niet meer kon onderhouden. Waarschijnlijk was hij hiervoor al ernstig ziek. Hij laat vrouw en 5 kinderen achter, “arm en behoeftig”. Zeker weten doen we het nooit, maar het heeft wel alle schijn van dat het klopt. Kort na Jans overlijden moest de achternaam gekozen worden en het moet Geeske, Jan’s vrouw zijn geweest, die de achternaam SMITTER heeft gekozen. Waarschijnlijk een afgeleide van het beroep van haar man, nl. Smid.

Dit laatste was een gok van Paul Snip, en volgens mij heeft hij gelijk. De naam Smitter in de provincie Groningen moet 1 familie zijn, dit getuige de plaatsen van geboorte, huwelijk en overlijden, alles in en rond Niekerk, waar voor het gezin alles begon. Geeske overlijdt op 16-04-1823 te Oldekerk als Geeske Smitter.

Wobbe Jans, Albert Jans en Egbert Jans waren de verdere naamdragers van deze familie.Voor zover bekend is deze familie Smitter in Nederland uitgestorven. De nazaten van Egbert Jans Smitter leven nog wel voort in de USA.

Andries de Leeuw en Paul Snip

Snip Oorsprong

de snipperij

Oorsprong achternaam Snip

Bij de volkstelling van 1947 is het aantal naamdragers met de naam Snip in de provincie Groningen, met 231 personen op het totaal van 523 personen in Nederland, het grootst. Een variant op deze naam zou Snippe zijn. Als verklaring voor de naam wordt ‘adresnaam’ of ‘metonymische beroepsnaam’ gegeven. (bron: Meertens Instituut)

Bij bestudering van de familie Snip kwam ik (Andries de Leeuw) uiteindelijk uit bij een mogelijke naamgever, ene Jannes Jans Snip, geboren te Doezum (Corringhorn). Hier vlakbij ligt dan ook waarschijnlijk de oorsprong van onze familienaam. In Doezum is namelijk ook een buurtschap genaamd ‘De Snipperij’. De Groninger Encyclopedie vermeld het volgende hierover: De Snipperij is een gehucht in de gemeente Grootegast nabij Kornhorn. In 1828 berichtte de onderwijzer A.H. Smid (*schoolmeesterrapporten) dat de naam zou zijn ontleend aan de vroeger gehouden snippenjachten. Ook is een verklaring dat deze naam is afgeleid van Sniep: een in een scherpe punt uitlopend stuk land. Het is dus zeer goed mogelijk dat Jannes Jans zijn achternaam heeft gekozen op grond van het buurtschap vanwaar hij afkomstig was.

Doezum

Doezum ligt in de gemeente Grootegast. Het schoolmeesterrapport uit 1828 van meester Smid zegt hierin het volgende over De Snipperij en Kornhorn:

“De zogenaamde Snipperij is een gehucht of buurtschap nabij de grenzen van Noordwijk; het ligt twintig minuten ten zuiden en zuidoosten van de kerk, Men denkt dat deze naam aan het zelve gegeven is, omdat daar in vroeger tijden voordelige Snippenjachten werden gehouden. De Kornhorn, ligt ten westen van de De Snipperij en grenst aan Opende. (fout op de kaart?) Het heeft een afstand van de kerk gelijk met de Snipperij, twintig minuten en het ligt ten zuidwesten of zuidzuidwesten van de kerk. Het heeft ook, zo men zegt, zijn naam van de jacht ontleend; hier werden in vroeger tijden veel korhoenen gevangen of geschoten en omdat dit wild hier in menigten verkeerde, noemde men die hoek de Korhoek of Curringehorn; nu zegt men gewoonlijk de Kornhorn. Dit gehucht en de Snipperij hebben hunne gemeenschap met de kerk door middel van het zogenaamde Ruskepad; dit pad zogenoemd omdat het grotendeels gericht is op een kleine boerderij, die nog wel de Rusken genoemd wordt, en behoort aan, of in de Snipperij.”

 De Snipperij

De Snipperij ligt  tussen Noordwijk en Kornhorn grotendeels aan een doodlopende zijweg, ook snipperij genaamd, naar het oosten. De oorsprong van de naam is tot nu toe onduidelijk. Zo zou naam De Snipperij zoals hiervoor vermeld kunnen verwijzen naar de vogel snip en de snippenjacht maar er is binnen de familie Snip ook een theorie die zegt dat het gehucht genoemd is naar deze familie, die uit deze streek afkomstig is.

Informatie bij de Gemeente Grootegast brengt de oplossing ook niet dichterbij, men weet daar niet hoe de naam is ontstaan. Wel is duidelijk dat het gebied in 1830 reeds die naam droeg. Tijdens de volkstelling van 1830 woonden in 6 huizen op een rij Snippen.

Recent onderzoek van Paul Snip in de Groninger Archieven toont aan dat in het doopboek van Doezum de naam De Snipperij op 26 december 1805 bij de doop van Roelf, zoon van Derk Roels en Sijbrig Aries (Snip) al werd gebruikt en in de processtukken tegen ene Grietje Pieters Snip wordt de achternaam Snip voor haar, haar vader en twee ooms in april 1807 ook al toegepast, dus voor de verplichte naamaanneming van 1811. Of de achternaam Snip afstamt van De Snipperij, of dat de plaatsnaam Snipperij vernoemd is naar de familie Snip blijft onduidelijk.

Andries de Leeuw en Paul Snip