De grootste ramp die Zevenhuizen ooit trof, vond plaats op dinsdag 11 juni 1833. Het gebeuren van toen moet een onvergetelijk indruk op alle familieleden in de wijde omgeving hebben gemaakt en is dan ook generaties lang van vader op zoon overgeleverd.
Deze dag begon als alle andere dagen. De zon verwarmde de grond en er moest nodig een regenbui komen. In de loop van de morgen ging de lucht broeien en waren er in het zuiden en westen van ons land enige onweersbuien. Tegen 1 uur onweerde het ook hier en daar in het Noorden. De wind, dagenlang noordoost, ruimde eensklaps naar het zuidwesten en bereikte kwart voor twee de stormkracht.
Op dat moment laaiden op vele plaatsen de vlammen hoog op uit de venen. De hemel werd verduisterd door een dichte rook en het regende as in Groningen en Drenthe. Het hele veengebied in de omgeving van De Wilp moet op die 11e juni al lang hebben gesmeuld. Op tientallen plaatsen ontstond omstreeks half 2 brand. Er waren mensen die zich eensklaps van alle kanten door het vuur zagen ingesloten. Zij zochten een toevlucht tot het water in de wijken.
Even later raasde een geweldige vuurzee over een oppervlakte van 2000 ha. dun bevolkt gebied. Daardoor bleef de ramp beperkt tot het verbranden van 66 woningen, 5 schepen en 1 molen. Het opgaan in de vlammen van 1.165.397 ton oude en nieuwe turf, die op het veld stond, geeft echter een beter beeld van de ramp. Wonder boven wonder waren er slechts 4 doden te betreuren. Daarbij moet bedacht worden dat het water in de wijken vele tientallen mensen heeft gered. Zij bleven in het water liggen tot de vuurzee voorbij was…
Talloze personen hebben hun uiterste best gedaan de slachtoffers te redden en mee te helpen blussen. Vooral de vrouwelijke jeugd van Leek moet zich bijzonder onderscheiden hebben. Deels werden de meisjes en jonge vrouwen hiertoe gebracht door het wegblijven van de mannen, anderzijds door het feit dat Leek zelf ernstig werd bedreigd en de ouderen bezig waren hun bezittingen te pakken en te vluchten.
Het vuur werd een halt toegeroepen aan het Hoofddiep, tussen Jonkersvaart en Boerenstreek. Ten noorden van de Jonkersvaart loeide het voort in de richting Leek en Tolbert. De dijken van het Molenkanaal ten noorden van Diepswal werden reeds vroeg in de middag doorgestoken, zodat het land tussen Diepswal en Tolbert onder water ging. Daardoor is voorkomen dat het vuur beide dorpen aantastte.
Woonden Jannes Jan Snip en Lutgertje Hummel met hun kleine kinderen in juni 1833 in Zevenhuizen? Zo ja, ging hun huis in vlammen op en was iedereen ongedeerd?
We vermoeden dat de meeste Hummel-woningen bij deze ramp gespaard zijn gebleven. Doch de gevolgen van de ramp hebben zwaar op de gemeenschap gedrukt. Vijfhonderd mensen waren dakloos en 2000 brodeloos. Gelukkig kwam het hulpverleningsapparaat spoedig op gang. Schuiten vol kleren en voedsel gingen naar Leek. Met paard en wagens werd van Assen naar Leek gereden. Het Nederlandse volk zamelde het voor die tijd enorme bedrag van 200.000,– gulden in. De heer Cornelis Reijntjes stond 47 bunder grond af aan de gemeente voor het kleine bedrag van F 1.050,–. Daarop konden de arbeiders beginnen met het planten van een bos. Dit Commissiebos, (op de kaart van 1850 aangegeven), is echter geen lang leven beschoren geweest.
Bron: W.T. Vleer; Het Drentse geslacht Hummel / Hummelen